textiele poëzie

“Zie je ik hou van je

ik vin je zo lief en zo licht

je ogen zijn zo vol licht

ik hou van je, ik hou van je.

 

En je neus en je mond en je haar

en je ogen en je hals waar

je kraagje zit en je oor

met je haar ervoor. ”

 

Dit zijn de eerste twee strofen van een prachtig liefdesdicht van Herman Gorter, dat hij in 1914 publiceerde in Verzen. Toen ik het voor het eerst las, als jonge studente, trof het me bijzonder, zo tussen stapels zware poëzie. De eenvoud, het licht, dat kraagje in de hals. In die tijd was het een ongewoon gedicht, zo los van vorm en direct van eenvoud. Dat moet wel liefde zijn. Dat voel je, juist in de aandacht voor het bijzondere in wat zo gewoon is.

Gisteren was het prachtig weer in mijn achtertuin. Ongewoon zonnig en warm voor deze tijd van het jaar.  Ik gooide de wasknijpermand ondersteboven en legde alle knijpers op drie stapels: de nieuwste, licht van hout. De al reeds verkleurde door gebruik in weer in wind in mijn gezin, de afgelopen jaren. En een stapeltje dat ik erfde van mijn oma, samen met haar Branbantia knijperbakje, dat met een zwart metalen hengsel aan de waslijn hangen kan. Het roert me steeds weer, dat haar handen met die knijpers de was ophingen,lang geleden. En dat mijn handen de hare bijna aanraken, als ik mijn was ophang in de achtertuin.

Poëzie vind ik niet alleen in dichtbundels. Ik vind het zelfs vaker als ik met aandacht om me heen kijk. Bijvoorbeeld in de was die ik ophang, op kleur, ritme of vorm. Op thema soms. Hier legde ik de drie generatie knijpers in het ritme van het vers. Een textiel vers werd het zo. Op de foto bovenaan de tweede strofe. Op de foto hieronder de eerste twee strofen.

atelier 2014 020 (2)

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>