Niet kopen, maar maken wat je nodig hebt voor het doen van huishoudelijke taken is een nobel streven. Nog steeds is het leuk om anders met de dingen om te gaan, de winkel links te laten liggen en me af te vragen: hoe dan wel? Bovendien hou ik van het werken met fijne materialen, die zijn in ons dorp niet zomaar te vinden in een winkel. Saai en kleurloos voert er de boventoon en het besef dat vervelende klussen toch echt een stuk draaglijker worden als je vrolijke spullen gebruikt is nog niet ingedaald in de gemiddelde winkel met huishoudbenodigdheden. Bovendien voert plastic de boventoon en dat willen we niet. Zelfs nu even niet de microdoekjes, hoewel ze natuurlijk best fijn zijn en een nuttige oplossing bieden voor de plastic soep in onze oceanen: er worden fleecestoffen en microspullen van geweven.
Het is maandagmorgen. Om niet altijd na te hoeven denken over een slimme weekindeling en daarbij structureel het huishouden naar het laatste plan te verschuiven, is de maandagmorgen bij mij de morgen om te huishouden. Eerst lekker sjouwen met de honden, dan een kop koffie met een stuk krant, een lekker ritueel. Daarna poetsen, dweilen, vegen en zuigen. Gewoon niet over nadenken, maar doen. Dat levert me in de praktijk een hoop op, vooral een prettig leefbaar huis. Soms is het huis viezer dan anders, afhankelijk van het weer en het aantal mensen en beesten in huis. Dan strekken de klussen zich uit over de rest van de dag en sluit ik af met een avond was vouwen en strijken bij een detective op TV5 Monde. Het geeft een tevreden gevoel: huis schoon, moord opgelost, de rest van de week ligt helder en gestreken voor me. Ritme geeft overzicht en ruimte.
Een stofdoek heb ik nodig voor alle kattenharen in de vensterbanken en op de leestafel. Gut, er zitten gaten in. Niet zo gek, die kocht ik in mijn studententijd in Nijmegen en dat is toch al een jaar of…… 30 geleden? Zijn ze nog te koop, flanellen stofdoeken? Duurzame dingen wel, zeker als je ze niet overvraagt. Flanel, daar blijft het stof zo fijn aan hangen. Is ie vol, dan loop je naar de achterdeur om eens flink te kloppen. De buren weten op dat moment ook gelijk dat je braaf bezig bent. Ja, er was er nog een. Een saaie. Die koop ik niet natuurlijk, want ik weet dat ik nog een hele stapel katoenen flanel heb liggen en maken kan ook. Niet zo moeilijk immers. Een lap. Toch eens te rade gaan in de boeken van moeders en oma’s. Werden er ‘vroeger’ ook stofdoeken genaaid? Mocht het een fleurig hulpstuk zijn, zo’n stofdoek? Na enig onderzoek in de boekjes die ik nu in de kast heb staan, lijkt de conclusie gerechtvaardigd om te zeggen: nee, helaas. Zo’n doek was er natuurlijk wel, maar werd voor de handwerkles niet interessant gevonden. De juffen van mijn oma’s en moeder hebben hun leerlingen misschien best een stofdoek laten naaien, maar dan weken ze pittig af van het curriculum en dat was in de jaren van braafheid en burgerlijkheid niet heel waarschijnlijk.
Waaruit bestond het leren naaien dan? Rond en na 1947 eerst aan het wennen aan naald en vingerhoed. Het leren maken van verschillende steken op stof en het leggen van een zoom in een lap. Allemaal met de hand natuurlijk. Het eerste echte werkstuk was een sloop met overslag, daarna kwamen er verschillende modellen schorten aan de beurt. Een boodschappentas, een trappelzak, een slab en een directoire voor een meisje. Dat onderwees je als juf aan je leerlingen als je Nuttige Handwerken van Lang en Overdijkink als leidraad gebruikte. Werd echter niet deze methode van uitgeverij Wolters, maar die van uitgeverij Noordhoff gevolgd met de auteurs Van Heijst, Vierstra- van de Weerd en Briedé, dan voerde juf de meisjes in haar klasse nog een stukje verder op het naaipad. Een onderjurk en jupon, een pyjama en splitten in een overhemd, niet alleen een directoire maar ook een speelbroek en slip. Een klokrok met een ingezette rits was het sluitstuk aan het einde der lagere school. Maar geen stofdoek, nee, die niet.
Mijn oma’s handwerkten veel een graag. Moeders moeder werkte voor haar huwelijk als lerares kostuumnaaien aan een meisjesinternaat, vaders moeder als coupeuse. Toen ze trouwden was er van werken geen sprake meer rond 1927, maar ze bleven dat vanzelfsprekend in hun huishouden een leven lang doen. Ook het naaien, want het kopen van confectie kwam pas echt van de grond in de jaren ’70. Er is een kans dat ze als klein meisje les kregen uit de methode die je op de foto’s bovenaan de pagina’s ziet. Het was een beproefde lesmethode: De Nuttige Handwerken, uitgegeven door Versluys, die er in 1900 op de wereldtentoonstelling in Parijs zelfs een Gouden Medaille mee had gewonnen. Waarschijnlijk waren de oma’s daarom zo kundig met naald en draad. De methode bestaat uit drie boekjes, in de eerste twee wordt het breien uitgebreid onderwezen. In het derde het naaien en knippen. Het was niet niks wat kleine meisjes op school leerden van A. Teunissen en A.M. van der Velden. Ik ben vol ontzag, als ik de lange lijst van vaardigheden en leerstof doorkijk. Van het maken van een split met een spinnetje en het aanzetten van lussen voor handdoeken, tot complete werkstukken als het naaien van lakens, handdoeken, rokken, boezelaars, hemden en broeken. Maar geen stofdoek.
Later in hun leven hadden mijn oma’s nette stofdoeken, dat weet ik vrij zeker. Mijn moeder ook. Mijn oma’s gebruikten die zelf wekelijks. Mijn moeder wat minder, want wij ‘hadden’ eerst Cora en daarna Cobie, die mama veel huishoudelijk werk uit handen nam. Maar ik weet ook wel zeker, dat stofdoeken en poetsdoeken hun oorsprong niet in een winkel vonden, maar in de linnenkast of la met ondergoed. Uit onderbroeken werden de goede en toonbare stukken geknipt, die kregen een tweede leven als poetsdoek, vaatdoek of stofdoek. Hemden idem dito. Versleten katoenen onder- en bovenkleding eindigde een werkzaam bestaan als doek. Mooie stofjes werden daarentegen bewaard om reparaties uit te voeren of om kleinere kleding van te maken. En een grote rok van moeder werd een kleinere voor dochter, met de bruikbare onderdelen.
Zo niet mijn stofdoek. Dit ga ik echt niet doen. Ik zou het wekelijkse schoonmaakmoment een stuk vervelender gaan vinden als ik daarbij tegen een onderbroek van een van ons aankijk. Ik wil een mooie vrolijke flanellen stofdoek om met plezier te kunnen stoffen. Het uitproberen neemt een aanvang. Moet een lap flanel gezoomd worden, of kun je net zo goed knippen met de kartelschaar en dan simpel afnaaien? Rafelt dat? Mmm, de wasproef bewijst dat het kan, maar niet mooi is. Een stofdoek die dertig jaar mee kan, mag ook mooi zijn. Dan de maat: de oude stofdoek opmeten en een beetje rianter als basis gebruiken voor mijn model. Lekker groot is handig, dan hoef je minder vaak naar de achterdeur te lopen. Ten derde: graag iets erop. Een bloem, geschilderd en geborduurd. Een bloem appelleert aan lekker ruiken. Poes Snoes mag er ook op, zij is mijn maatje en collega-moeder in huis en haar portret mag wel eens ergens op. Ik maakte er zes. Wie weet wat er op de volgende serie komt. Spinnen?
Deze laatste alinea is wellicht wat ontnuchterend, na al dat schrijven over stoffen. Ik ben dus geen propere huisvrouw die met verlangen uitkijkt naar haar volgende schoonmaaksessie. Nee, ik hou van de Franse slag. Doen wat nodig is en tot je dat gaat doen eerst wachten tot het nodig is, dan heb je achteraf veel meer voldoening van je inspanning. Het huis is er voor mij, ik ben er niet voor het huis. Op tv zag ik een interview met een vrouw die een kasteel had gekocht en bevraagd op haar schoonmaakritme antwoordde ze: dat doe ik zo min mogelijk, het is toch gauw weer vies. Dus alleen als het echt nodig is, als ik er last van heb en anders is er niks mis met een beetje stof. Nou heb ik geen kasteel en wel de maandagmorgen voor het huishouden, dus dat scheelt een stuk. Maar ook deze stofdoek gaat vast weer dertig jaar mee en dat is lang genoeg. Ik kan stoffen met poes Snoes tot mijn vierentachtigste!