iPhone juni juli 16 138

Blauwe Texelaar op Franse bank

Het was eind juli, begin augustus 2015 en lekker zomerweer. De pompoen vlocht zich ijverig over de kippenren heen, de karmozijnbes putte zich uit in prachtig diep roodpaarse bessen voor de vogels. Ik kocht een mooie verse vacht van een Blauwe Texelaar bij de boerderijwinkel van Geja in Schipborg en genoot van de ingetreden rust en ontspanning. In mijn atelier ontstonden kattenkussens, bij de thee droomde ik over een huis in Frankrijk.

2015 ATELIER 046 2015 ATELIER 050

De kleuren van de bes en pompoen deden me denken aan die klassieke combinatie van paarsblauw en geel, van lavendel en zonnebloemen, waar ik zo van geniet tijdens Franse zomers. En in mijn kast lagen nog voldoende opgespaarde uienschillen en zakjes met blauwhout. Aan de slag dus!

Waarom Blauwe Texelaar? Tja, omdat ik dat zo bijzonder vind, het verven van deze wol. Op de foto lijkt de wol bruin, maar dat klopt niet. De delen die door de zon gebleekt zijn, als het schaap nog met een volle jas buiten in de zon loopt, die worden bruin of licht van kleur. De oorspronkelijke kleur is… tinten diep grijs. Juist door de verkleuring van de wol in de zon krijg je spannende, verrassende resultaten bij het verven ervan. Natuurlijk kun je ook een naturel vacht nemen, dan wordt het paarsblauw en geel helder en het kussen heel anders.

Dit werd een project dat uitmondde in een flink kussen voor op de bank in een Frans huis. En lekker lang duurde, want ik werkte er af en toe tussen de bedrijven door aan. Ik begon na de zomer, toen de dagen weer frisser werden. En eind april 2016 lag het kussen op de bank.

2015 ATELIER 0522015 ATELIER 051

Recept. Men neme en make:
Een mooie gezonde vacht van een blauwe Texelaar.
Lange lokken en gezonde dikke wol uitzoeken. Met die mix spin je een grappige onregelmatige draad.
Wassen in een bad van heet water en (zwarte) olijfzeep.
Uitspoelen, 3x, in steeds minder warm water.
De vochtige wol in tweeën delen.
Een deel verven met blauwhout, in een koperen pot op het vuur.
Een deel verven met uienschillen, idem.
De wol drogen.
Spinnen op de Moswolt, een lekker dikke wat onregelmatige draad (S). Ontspannen spinnen, kijken hoe de draad zich vormt.
Klos na klos vullen, tot het wel genoeg lijkt.
Daarna de gesponnen wol twijnen (Z) met geel en lavendel naaigaren, zodat de draad niet dikker wordt dan breipen 4.
Een hoofdkussen opgezocht en voor me neergelegd.
Proeflapje breien. Beetje hoofdrekenen.
Daarna lekker ontspannen verder breien in delen tricot, omgekeerde tricot, ribbels en gerstekorrel. Tot er 2 lappen zijn.
Die 2 lappen, de voor- en achterkant, aan elkaar haken, zodat er een rand van een cm of 7 tussen de 2 delen ontstaat.
Op de bank leggen. Genieten van de kleur van zonnebloem en lavendel.
Zo nodig het moede hoofd erop leggen en uitrusten van alle vermoeienissen van een Hollands leven.

Misschien ga ik, als ik langere tijd in Frankrijk kan gaan verblijven, nog wel eens een kussen maken voor in Nederland op de bank.

In de kleuren van karmozijnbes en pompoen. Ook prachtig!

iPhone juni juli 16 138

 

NB. Vanwege de Franse sferen spon en breide ik vooral tijdens mijn vaste Franse tv-avond. Op maandagavonden kijk ik naar TV5  Monde, meestal de policier (detective) die dan ergens in het land een moord of onrecht oplost. Deze vakantie is gebleken hoe vruchtbaar die uurtjes tv zijn! Het lukte me om redelijk ontspannen een feestje dat een avond duurde door te komen en daarbij voor de vuist weg Frans te praten. Niet omdat mijn Frans zo goed is, maar gewoon omdat je op termijn gaat meedenken in het Frans. En dat helpt!

 

 

2015 ATELIER 056

wél voor de poes!

Het is alweer een poosje geleden dat ik werkte aan kattenkussens, maar voor een fijn verhaal maakt dat natuurlijk niks uit. En een fijn verhaal is het. Daarom nu, in tijden van koude wind en natte sneeuwbuien, begin maart, een verhaal uit de zomer van 2015. Het was warm, ik had al het een en ander gemaakt voor de honden en nu waren de poezen aan de beurt. Logisch.

Wat was er aan de hand? De poezen woonden sinds de komst van pup Bolletje boven. Ze vonden hem veel te onvoorspelbaar in zijn speelmomenten, ze houden niet van zoveel hond en al helemaal niet waar hij jong en vrolijk is en zij drieën toch al een dagje ouder. In mensenjaren tachtig (poes Snoes, de moederpoes en een van mijn beste vriendinnen) en zo rond de zeventig (haar kinderen Flipse de held en Maartje, zoon en dochter). Dat boven wonen gebeurt op de grotere slaapkamer, die ooit van onze dochter was en waar een ruim bed staat met lekkere dekens erop. Een fijn plekje. Maar daar zit hem voor mij de kneep. Poezen verharen enorm bij tijden. Halve vachten moest ik wegzuigen, uitkloppen en als er dan een kind thuis kwam kreeg ik natuurlijk mopperverhalen over achtergebleven haren op hoofdkussens, aan voeteneinden en dwarrelend van vensterbank naar neusvleugels.

Omdat ik al een dagje ouder ben en wat levenservaring heb opgedaan, weet ik dat je in zo’n geval kunt kiezen voor twee manieren van aanpak: vechten of verleiden. Ik koos voor verleiden, dat is vrolijker en slimmer en daarom veel aantrekkelijker. Dus ging ik aan de slag en werkte een idee uit, waarin het nuttige en het aangename prettig verenigd werden. Op zolder lagen nog wat oude kussens, die ooit op de zolder van mijn grootouders lagen te stoffen en te wachten op een goed idee. Omdat ik ze zo karakteristiek vond nam ik ze ooit mee en gebruikte ze niet, want de vulling van kapok gecombineerd met al dat stof en allergische kinderen stond gebruik in de weg. Geheel tegen de huidige mode van alles wegdoen en opruimen wat je niet direct nodig hebt in, ben ik dan weer hartstikke blij met mijn vondst op zolder. Ik waste en herstelde de kussenhoezen van damast en gooide de kapok, puur plantaardig immers, op de composthoop. Een wandeling met de honden is dan goed voor stap voor stap gedachten laten opborrelen en weer laten oplossen (geen goed idee) of juist opschrijven (hé, leuk!). En daarmee ontstond het volgende plan van aanpak.

2015 ATELIER 015  balletjes aan draadjes, om mee te spelen

2015 ATELIER 007 ook een belletje hier en daar, voor tingeling

2015 ATELIER 003 antieke klosjes uit de Franse textielfabriek, gekocht op een zomerse markt in Uzès, leuk voor een kat!

2015 ATELIER 005 een eventuele vlek versieren met houten bloemenknopen of ander tuingerelateerd kattengeluk

2015 ATELIER 053

Tot slot de proef op de som: fijn of niet? Poes Snoes vond het heerlijk en koos voor haar eigen kussen in plaats van deken, dekbed, hoofdkussen of vensterbank. Het blijkt echt simpel: als het kussen er ligt, waar dan ook, dan ligt poes op kussen. Kater ook, zussenpoes ook.

Deze kattenkeuze had niet alleen maar te maken met de belletjes, balletjes, knopen en klossen. Ik maakte ook gebruik van verborgen verleidingstrucs. Die blijken even simpel als doeltreffend: hooi en wol. Uit ervaring wist ik, dat als er in de schuur een bult hooi ligt, je er altijd wel een lekker slapende kat in aantreft. En als ik bezig ben met het maken van een wollen kleed, breiwerk of iets dat een slaapvorm heeft: hup, als ik me omdraai dan is mijn werk beslapen. Door Snoes, Flipse of Maartje. Dus vulde ik de kussens met wat hooi en gekaarde en gewassen schapenwol. En dat blijkt fantastisch te werken! Geheel tevreden en vrijwillig slapen ze op hun eigen kussens. Ik hoef alleen daar de haren nog af te kloppen of zuigen.

Helemaal praktisch zijn de kussens niet. Even in de wasmachien is er niet bij na een ongelukje. Hoe dat wel aan te pakken? Viezigheid zo goed mogelijk wegnemen met een vochtige schoonmaakdoek of papier. Sopje maken en met een zachte doek lekker wrijven. Laten drogen. Klaar. Vraagt de viezigheid om meer grondigheid? Het kussen voorzichtig open tornen langs de naad, met een gat groot genoeg om wol en hooi eruit te halen. Dan de hoes in een grote waszak stoppen en wassen in de fijne was. Drogen, wol en hooi er weer in, dichtnaaien, klaar. Deze acties zijn hier nog niet nodig geweest, maar ik hoorde dat poes Otje in G op een dag onpasselijk wel en zijn (haar?) kussen bevuild had. Lastig voor Otjes mens, maar niet onoverkomelijk, zoals je hierboven leest.

Otje? Ja, er zijn inmiddels meer poezen met zo’n kussen. Otje en Pluis en Muis en Batman.  En er ligt ook nog een kussen te wachten op een kat en een nog ongebruikte kussenhoes, dus er zit er ook nog een in het vat. Mail of bel me maar even, als je ook zin hebt in zo’n origineel kattenkussen. Of ga lekker zelf aan de slag, voor jouw liefste kat. Die zal je erom waarderen.

 

 

 

iPhone dec 15 047

op reis met een coachkussen

Al eerder schreef ik stukjes over reizen naar meer begrip en inzicht in het leven, over het leven als ontdekkingsreis. Over ieders plek in het grote geheel van familie, vrienden buren, kennissen en collega’s. Over de zoektocht die het leven kan zijn om te snappen hoe ‘ de dingen’  werken. Waarom wil het bijvoorbeeld niet vlotten met mijn collega’s in dat ene bedrijf terwijl het ergens anders als vanzelf gaat? Hoe komt het dat ik zo’n aversie voel bij oudoom P van mama’s kant? En dat ik me maar verantwoordelijk blijf voelen voor mijn broers en zussen, of het geluk van mijn moeder? Hoe kan het, dat het leven dat ik kreeg van mijn ouders aan de ene kant zo simpel lijkt (gewoon blijven ademen en stap voor stap de jaren door) en aan de andere kant zo lastig kan zijn? Het zijn levensvragen waarmee de meeste mensen te maken krijgen. Heel gewoon, want vragen en het zoeken naar antwoorden horen bij mens zijn.

Voor Licht en De Boer mocht ik de afgelopen jaren wel eens wat maken. Groot of kleiner. Met als prachtstuk een Voorouderdoek, waarmee ik in 2014 een paar maanden bezig was. Een doek dat toont hoe de mensen die ons voorgingen in de familie als de wortels van ons bestaan zijn.

Licht en De Boer werken met mensen en hun levensvragen, zijn samen op weg naar meer inzicht en een groter bewustzijn.

Ik maakte een paar mooie kussentjes om te gebruiken tijdens het systemisch werken in opstellingen. Daarbij liet ik me inspireren door een mooie bladzijde in een franstalig woontijdschrift, Marie Claire Maison.

iPad nov 15 011 iPhone dec 15 047

.Coachkussens noem ik ze. Kussens om te gebruiken tijdens een coaching. De eerste is gehaakt en gevilt, met een lichte en een donkere kant.

iPad nov 15 012 iPad nov 15 015

Coachkussens zijn om mee te knuffelen, om lekker vast te houden. Of om een rol te spelen in een opstelling.                                                                Na het gehaakte kussentje viltte ik er een paar, zodat Licht en De Boer kunnen kiezen. In gemengde technieken: nat en droog vilten van wol en zijde, borduren en schilderen. Ze zijn niet zo regelmatig van vorm als een gekocht kussentje met een standaard vulling. Bij het vasthouden merk je: ze voelen meer als een steen. Een steen met zachte vormen die ingesleten zijn door de tijd. Een steen, want zo kan een probleem je op de maag liggen. Een steen, want dat maakt het voelen fijn: de vormen, de rondingen, zacht in textiel. En zo is ieder coachkussen een uniek exemplaar.

iPhone dec 15 058 iPhone jan16 036 iPhone jan16 003iPhone dec 15 057

Er zijn er meer dan dat er besteld zijn. Dat is niet erg, die vinden hun weg vast ook wel.

 

 

atelier 2011 024

uit het archief: 3, voor Anne Marthe (koffiesok en theemuts)

Sinterklaas bracht dit jaar een mooie kleine Bodum cafetière of French Press voor me mee. Ik ben er reuze blij mee! De oude was wijlen. En dat terwijl ik zo kan genieten van een daaglijks vers gebrouwen kop koffie.En het liefst: twee. Die dan ook allebei goed warm zijn.  Nu kan dat weer, na een koude wandeling met mijn twee honden aan het begin van de dag. Die kop koffie drink ik dan, zoals ze in Uzès zeggen, als Noisette: half sterke koffie, half hete melk met schuim. Heerlijk!

Dochter heeft zelf ook zo’n ding, er zijn toch goede gewoontes die geen generatie overspringen. En net als bij mij wordt het tweede kopje wat koud als je intensief met andere dingen bezig bent  en de tijd vergeet, want op een pitje mag de Bodum niet. Dus ging in graven in mijn archief en vond onderstaand stukje in de Wol en Woorden van winter 2011. Toen maakte ik jassen voor de koffiepot en theepot. Nu, bijna op de drempel van Oud 2015 en Nieuw 2016, trakteer ik jou op dit archiefstukje vol huiselijke warmte. Wie weet ook voor jou een fijn handwerk op koude winterdagen? Voor mij wel, want de jas van het Ikea-exemplaar past niet om de Bodum.

atelier 2011 023

“Klein Textiel Project: theemuts en koffieslof.
Koffie en thee, dagelijks drink ik koffie en thee. ’s Morgens om wakker te worden: kop thee op de rand van mijn bed, heel lief door echtgenoot G. gebracht. Na een ochtendwandeling met Samuel een grote kop koffie met melk, om weer warm te worden en een duwtje in de rug te voelen voor de wachtende klussen. In de loop van de morgen nog een kop, ter motivatie. De hele middag thee, een hele pot op mijn eentje. ’s Avonds na het eten een kopje sterke koffie.

Op electriek in de keuken ben ik niet zo gek. Al die apparaten op je aanrecht, en dan dat rotgeluid. Nee, ik val meer op de aandacht van handwerk en een eenvoudige maar doeltreffende techniek. Zo is koffie zetten tegelijk een rustmoment. Smaak is wel heel belangrijk, dus lekker moet het zeker ook zijn. Ik bezit nu een tweedehands retro koffiezetapparaat voor als er veel mensen komen (echt! Zonder druppelstop, dus van oude datum en dat zie je!). Een tweede leven koffiemaler, waarin ik lekkere bonen maal. Een mediterrane koffiezetter, type espresso op je gasfornuis, voor een sterk kopje. Maar favoriet zijn de cafétières. Eerst niet, toegegeven, want ik moest leren hoe je daar de lekkerste koffie in zet. Voordat ik wist hoe, was het meer slootwater dan koffie. Maar sinds ik dat in de vingers heb, pak ik ze graag van de plank. Een kleintje voor 2 à 3 kopjes of de grote voor 5. Van IKEA, niet zo duurzaam als die van Bodum. Maar ook niet zo prijzig. Dus dat is fijn. Zo’n echte van Bodum vind ik graag nog eens bij een kringloopwinkel.

Voor de koffiemakers, de cafétières, maakte ik een sok. Sok? Ja, je trekt ‘m aan als een sok en de koffie blijft nog langer warm. Voor mijn theepot een muts, zo heet dat nou eenmaal. Twee koffiesokken dus en een theemuts. Ik handwerkte alles van (zelf) plantaardig geverfd lontgaren. Gewoon, om te kijken hoe dat lijkt. Nou, mooi dus! Hieronder deel ik een recept en 3 patronen met je. Ze zijn niet moeilijk, een kwestie van pot opmeten, basissteken van haken of breien beheersen en lekker aan de gang. En gemakkelijk naar eigen serviesgoed om te bouwen. Ik wens je er veel plezier mee!

Lekkere koffie uit de cafétière.
Hoe maak ik koffie in een cafetière? Je kookt meer water dan je nodig hebt voor het aantal kopjes, want eerst giet je de pot halfvol met kokend water. Even laten staan, zodat het glas goed heet wordt. Anders zou de warmte van je koffie in het glas gaan zitten. Water weggooien. Dan schep je per kopje een koffielepel (7 gram) grof gemalen koffie in de pot. Grof gemalen, dat is belangrijk! De smaak komt zo beter tot zijn recht, maar ook is de koffie naderhand eenvoudig uit de pot te spoelen. Fijn gemalen koffie vormt een dikke koek, die je er maar lastig uit krijgt. Dat laagje koffie maak je nat met heet water, alleen om te wellen. Je wacht weer eventjes en schenkt dan de rest van het hete water op. Goed omroeren met een lange lepel. Deksel erop, maar nog niet doordrukken. Zo trekt de koffie. Dan klop ik mijn warme melk tot dik schuim en druk de zeef in de cafetière naar beneden. Inschenken naar wens (eerst koffie, dan schuim erop scheppen. Of juist melk met schuim en er koffie bij schenken, allebei anders lekker). Ook zonder koffiesok blijft de koffie wel even heet, het glas van de pot is dik. Maar met sok wel langer natuurlijk. Bij het schoonmaken van de cafetière spoel ik koffie met water door een zeef, de koffie gaat in een emmertje. Als dat emmertje vol is, strooi ik koffiedik rond planten in de tuin. Slakken houden niet van koffie en dat is fijn. Gratis compost en slakkenweerder tegelijk.
Hoe maakte ik de theemuts?

Dat patroon komt uit Breien, basistechnieken en ontwerpen. (Verba, 2006), een leuk breiboek vol toepasbare patronen. Niet duur ook, maar €8,50. Op de site van Bol.com merk ik, dat niet iedereen even enthousiast is, maar de patronen die ik eruit maakte klopten. Ik breide de theemuts passend bij mijn pot, dus al metend, van lontgaren dat ik verfde met lac. Op pennen 5. Eerst heeft de deksel nog een strik, op dit moment zit ie met gevilte knopen vast (foto onder).

Hoe maakte ik een koffiesok?

De grote koffiesok breide ik van lontgaren in 2 kleuren: plantaardig geverfd met cutch en met lac. Boombast en insectenpoep, om het onparlementair te zeggen. Heel natuurlijk! Het patroon lijkt op dat van de polswarmers uit Wol & Woorden 9, 2010. (terug te vinden op mamaluca.nl) Eerst ruim de omtrek van de koffiepot meten, je hebt ruimte nodig om de sok over het oor heen te doen. Omdat dit garen zo soepel is, hoefde het niet veel extra te zijn. Bij een omtrek van 30 cm nam ik 1 cm extra. De twee kanten breide ik apart, van voet tot en met deksel. Bovenaan een rand frutsels, net als bij de polswarmers. De ene kant is roze met kaki stippen, de andere kant kaki met roze stippen. Beide kanten haakte ik met vasten aan elkaar. De ene zijkant helemaal dicht, de andere zijkant alleen 5 cm aan boven- en onderkant. Een koordje wol erdoor, om de frutsels dicht te trekken. De totale hoogte voor de koffieslof bij de IKEA cafetière is 25 cm en ik gebruikte 90 gram wol. Ik koos voor een slof die je uittrekt, als je koffie inschenkt. Anders heb je al snel een vies bruin ding, koffie vlekt nogal.

De kleine koffieslof haakte ik van indigo geverfd lont, 25 gram. Omdat haken een stijver resultaat geeft, kan ik ‘m niet zo gemakkelijk over zijn hoofd aantrekken. Dan maar via de voet. De omtrek van het potje is 21 cm, ik haakte een reeks lossen van 23 cm en sloot die tot een ring. Daarna tot halverwege de pot gewoon doorhaken in cirkels naar boven. Vanaf de helft niet meer rond haken, maar een flap met gat voor het oor. In feite dus doorhaken als lapje. Als je hoog genoeg bent, bij 12 cm, een randjes picootjes haken. Ik vind het blauw van indigo heel mooi , zeker bij het zwarte potje. Heel eenvoudig, helemaal goed. Maar een goede sluiting moet ik nog verzinnen. Op dit moment trek ik hem van onderaf aan en staat het slofje gewoon stijf omhoog. Wie weet is het simpelst ook wel het mooist. En ook: wie weet ga ik straks in madeliefjestijd wel madeliefjes vilten of haken, voor erop? Lijkt me lief!  ”

Zo stond het er, in de winter van 2011. Veel kan ik er niet aan toevoegen, wat klopt kan ik het beste maar zo laten. Alleen die polswarmers, die ik hierboven noem, die zouden een los eindje kunnen zijn voor jullie. Ook dat patroon nog eens opdiepen uit het archief? Laat het me maar even weten.

Als ik het grotere werk hier in mijn atelier voor de Kerstdagen, mijn verjaardag en Oud en Nieuw tijdelijk opruim voor een soort vakantie, hoef ik alleen nog maar wat leuk garen uit te zoeken en een paar bijpassende breinaalden. Dan kan ik bij een fijne kerstfilm een nieuwe koffiesok breien. Zo gepiept en lang lol van, wat wil je nog meer?!

 

atelier 2010 004

uit het archief: 2, voor Addy (babymutsjes)

Aangestoken door het plezier van gisteren, duik ik vandaag opnieuw in een oude doos en vind een patroon van babymutsjes als Klein Textiel Project. De herinnering is direct daar. Het gezellige breien ‘s avonds, als ik na een inspannende dag zin heb in de eenvoud van twee pennen, een bol wol en een fijne documentaire, film of het geluid van een knapperende houtvuur. Poes Snoes op de ene armleuning van de stoel, het patroon platgestreken op de andere armleuning.

We gaan onontkoombaar richting winter, het is half november. Zomerkleren zijn opgeborgen, winterkleren herontdekt.  In Z zijn al veel bomen die mee kunnen doen met “Zie de maan schijnt…”, ze zijn hun blad al goeddeels kwijt. Hier in het zuiden van Frankrijk, waar ik dit bericht nu schrijf, doen we net of we de winter nog een poosje uit kunnen stellen, maar ook hier is hij naderbij aan het komen. De dagen worden korter en kouder en hoewel we nog wat kunnen nagenieten van de zomer met een lunch in de zon of een wandeling zonder jas aan, de stapel houtblokken ligt al klaar om aan het einde van de middag richting houtkachel te verhuizen en blote benen zijn er de tweede helft van ons verblijf hier niet meer bij.

De zorg voor koude kinderhoofdjes vind ik dus wel toepasselijk, dat wel zeggen: we willen ze niet natuurlijk. Want een baby is, zo weet iedere ouder en oma, lekker warm als voetjes en hoofd warm zijn. Hier het verhaal uit de Wol & Woorden van herfst 2010:

atelier 2010 011

” Klein Textiel Project.
Als je goed kijkt naar de foto, dan zie je mutsjes liggen, naast de naaimachien.Babymutsjes. Ik kom niet veel handwerksters meer tegen die er niet op de één of andere manier tegen aan zijn gelopen. De organisatie Save The Children roept ons op te breien voor de vele baby’s die in India ’s winters een koud hoofdje hebben. Wat weer kan leiden tot longontsteking, jaarlijks sterven er teveel kindjes. Dat is met eenvoudige middelen terug te dringen, zoals een wollen muts. Ik vond een kaartje van Save the Children in een tijdschrift, dat denk ik tenminste want het lag ineens op de grond in mijn woonkamer. “Geef de kleintjes van India een warm welkom, brei een mutsje!” riep het me toe.

Zonder enige bijgedachte ging ik naar www.breivoorindia.nl , schreef het patroon over en ging aan de slag. Gezellig, leuk! Ik gebruikte lieve restjes wol, allemaal zelf geverfd met Landscapes dye. Het bovenste mutsje, oranje rood, is van kamgaren met onderaan een randje van mohair dat omkrult, omdat ik alleen tricot breide met pen 3 ½ . Bovenop heb ik juist tijdens het minderen wat gespeeld met een boordsteek 1/1.
Het linker mutsje is ook in tricot gebreid maar dan met lontwol en een wat dikkere pen 4. Onderaan een boordsteekje 2/2 van 3 cm. Het is een wat steviger exemplaar geworden. Het rechtermutsje was het spannendst: ik combineerde steeds 2 draden kamgaren, zodat er een mooi kleurverloop ontstond.

Omdat alle mutsjes met resten gebreid zijn, is het even inschatten hoeveel garen je nodig hebt. Veel is het niet, respectievelijk 12, 26 en 25 gram. Een echt leuk handwerk van restjes wol dus. Dat is ook wat de organisatie vraagt: gebruik wol. Dat is warm en veilig. Kunststof niet. Nog een voorwaarde: geen wit of crème, want dat betekent in India: rouw. Dat wil je niet, bij een lief kleintje. Nu liggen ze daar: 3 lieve kleine mutsen. Op 3 avonden gebreid, tijdens een film. Zolang duurde het precies. Ik voelde me er goed bij, het is erg leuk om iets te doen wat je graag doet en daar een ander mee te helpen. Iets tastbaars, niet zo anoniem als geld. Maar ja, daar wringt ‘m nu precies de schoen, werd me onlangs duidelijk.

In dagblad Trouw verscheen een kritisch stuk over deze actie, met als strekking: waarom mutsen sturen naar een land met een gigantische textielsector? Laat de mensen daar zelf mutsen maken/ kopen, daar zijn ze veel beter mee af, want het stimuleert de economie en zelfredzaamheid. Mijn bescheiden verweer, dat ik het goed bedoelde, werd ook aan de kant geveegd: als je het goed bedoelt, moet je ook iets doen waar je deze mensen werkelijk mee helpt. En ze niet onze spullen opdringen. Nu zit ik er wat mee. Vraag me ook af: hebben ze daar wel wollen mutsen? Simpele vraag, niet? Ik weet van een uitgebreide katoen industrie. Synthetische stoffen zijn populair, maar brandgevaarlijk. En zijde, maar dat is duurder. Fantastisch is kasjmir, maar dat is voor arme mensen onbetaalbaar. In India wordt, dacht ik, schapenwol niet gebruikt.

Ik ga mijn stapel Wild Fibers erop naslaan! (Ken je Wild Fibers? Een Amerikaans tijdschrift voor liefhebbers van vezels en garens, hun authentieke achtergrond. Boeiend om te lezen en mooi om te hebben. Bij Alet van www.textielwerk.nl kun je een jaarabonnement nemen. Je kunt ook losse nummers kopen voor €7,95/6,95). Navraag bij mensen die in India goede daden doen, leverde het volgende op: in de meeste gezinnen zijn de mannen de baas. Vraag goed na, bij Save the Children, wie die mutsjes krijgen. Want een man zal de muts verkopen en niet op het hoofdje van zijn baby zetten. Ik zal het gaan navragen.
Wat ik nu doe is het volgende: jullie krijgen hier het patroon. Als je zin hebt, brei een muts of meer! We komen hier samen voor een gezellige Mutsen Inbreng Koffie/Thee. Dan kunnen we elkaars werk bewonderen, vooral de veelzijdigheid ervan. Er is voor Save the Children geen inbrengwinkel hier in de buurt, dus samen opsturen naar de organisatie kost iedereen een klein bedragje. Mocht één van jullie een ander goed doel weten, breng het in. Er zijn natuurlijk meer baby’s op de wijde wereld die je blij kunt maken met zo’n mutsje. Heb je misschien zelfs contacten, laat het me dan gerust weten. Naar India zijn tot nog toe al 3783 mutsen opgestuurd, een mooi aantal, maar op miljoenen baby’s nog niet genoeg. Vier vrouwen breien al. Doe je mee? mail me. Dan spreken we samen een datum af voor de Mutsen Koffie/thee met een kransje. Mijn voorstel: woensdag 15 december rond 15.00 uur.
En dan nu het patroon: zet 56 steken op met pennen 3 ½ – 5. Dat geeft een babymaat tot ongeveer 1 jaar. Brei 3 cm boordsteek 1/1 of 2/2 ( 1 recht/ 1 averecht of 2 recht/ 2 averecht). Dan 10 cm gewoon tricotsteek. Je kunt ook de 13 cm in tricot breien, dan krijg je een omkrullend randje. Of de boordsteek vervangen door een fantasiesteek. Wat je maar leuk vindt. Na 13 cm ga je minderen voor de bovenkant. In iedere rechte naald minder je, de averechte pen brei je gewoon. Eerst: 5 steken recht, 6 +7 samen breien in de rechte pen. Dan 4 st recht, 5+6 samen breien. Dan 3 st recht, 4+5 samen breien….. enzovoort, tot je nog 8 steken op de pen hebt. Door die 8 steken haal je de breidraad, zet die vast en naait het naadje naar beneden toe dicht. Bij gemiddeld breien is nu de omtrek 26 cm. langs de onderrand.
Mutsje klaar! ”

Met de kennis van nu weet ik: dit mutsenverhaal kreeg een vervolg. Er zijn er zeer vele gebreid en er leken er geen twee op elkaar. Het plezier van de breisters is groot geweest en die positieve energie wilden we graag positief vervolgen. Daarom zorgden we voor een privékanaal. Een van ons is stewardess bij KLM, zij vertelde ons hoe het personeel goede mogelijkheden van inzamelen en ter plekke op het juiste hoofdje zetten had. Zo stiekemweg doet het KLM-personeel veel goeds in de wereld, dankzij de mogelijkheden die er zijn om spullen van hier naar daar en elders te krijgen. Zo kwam een deel van onze mutsjes op Japanse babyhoofdjes, want na de tsunami en kernramp in Japan was er veel hulp nodig. Een ander deel belandde op Afrikaanse babyhoofdjes, waar baby’s in een weeshuis wel wat extra zorg en bescherming konden gebruiken.

Er is nu nog maar een ding dat me wat dwarszit en dat is het volgende. In My Lady Nobody, een roman van Maarten Maartens, stuitte ik op een kerkelijk dameskransje dat aan het breien was geslagen voor de arme kindertjes in Nederlandsch Indië, alwaar men dacht dat de bevolking opgetild zou worden in het licht der vooruitgang door het dragen van Hollands gebreid ondergoed en het lezen van de Bijbel. Dit verhaal speelt rond 1900 en wij weten nu heel goed, wat een bijzonder hoogmoedig idee het is geweest om ons zo koloniaal op te stellen. Het kriebelt nu met terugwerkende kracht. Deden wij met die mutsjes precies hetzelfde? Of gaven we werkelijk iets weg met de goedheid van hart en handen waar die baby’s troost en warmte bij vonden. Terugkijkend op de geschiedenis is het gemakkelijk om een oordeel te vormen. Als je middenin het verhaal staat is dat een stuk lastiger. En wat we nu in ieder geval geleerd hebben is, dat ook de beste bedoelingen bijzonder beroerd uit kunnen pakken.

Tot zover het mutsje en babymutsenoverpeinzingen. Veel plezier met het patroontje, dat in ieder geval heel ontspannen zal passen op het hoofdje van je kind, kleinkind, buurkind, nichtje of neefje en de pop. Binnenkort zal ik nog eens het archief induiken, het bevalt me wel. Mochten er vragen zijn, omdat je je iets herinnert en het patroon of verhaal graag in de herhaling wilt, mail je me dan even?

Au revoir!

 

 

 

 

 

 

atelier 09 003

uit het archief : 1, voor Kyra (schaaltje haken en vilten)

Gedurende de jaren waarin ik les gaf in mijn atelier- tuinkamer, stuurde ik ook brieven aan de schare kinderen en vrouwen van 3 tot 83  die het leuk vonden om ze te lezen. En nu, jaren na dato, gebeurt het nog steeds weleens dat me naar de inhoud van zo’n brief wordt gevraagd. Kun je dit of dat patroon nog eens opzoeken? Hoe schreef je daar ook alweer over? Hoe deden we dat toen?

Dan krab ik eens op mijn hoofd, aarzel een dag en vraag me af, hoe ik in hemelsnaam het gevraagde in al die oude post terug kan vinden. Meestal is zoeken ook niet meer nodig, want tegen die tijd komt het verlossende bericht ook ongeveer: gevonden hoor, ik bewaarde ze zelf ook! Omdat het geheel me toch prikkelde, besloot ik zelf weer eens in die oude post te duiken en een aantal stukken of delen ervan te herplaatsen op dit medium. Wie weet doe ik er behalve mezelf nog wel meer mensen een plezier mee?

Deze is voor Kyra, die op het moment, las ik, aan het opruimen is. Uit de Mama Luca’s Nieuwsbrief van juli 2009.
“Klein Textiel Project
Als laatste onderdeel van deze nieuwsbrief weer een Klein Textiel Project. Het is ontstaan tijdens het opruimen van mijn atelier. Had ik daar zin in? Nee! Maar ja, er fladderde een mot.  En toen twee. Moordzucht was geboren! Opruimen, luchten, schoonmaken, in de vriezer met veel moois. Gelukkig was het leed te overzien. Maar als je al je materialen een keer door de vingers krijgt, worden er zomaar ineens nieuwe ideeën geboren. Groot of klein.
Hier deel ik met jullie een klein textiel idee: Schaaltjes van wol.

In een mand vond ik resten lontwol, met de hand geverfd in allerlei kleuren. Je kunt natuurlijk ook gekochte lontwol nemen. Met een flinke haaknaald ging ik gewoon, op het oog, een schaal haken. Dat is leuk werk: niks is goed of fout, je kijkt gewoon onder het haken of het je naar de zin is. Hoe groot de bodem? Een rand erop, voor een schaal? Doorhaken, zodat het een muts-mand wordt? In eerste instantie maakte ik er 3. Die gingen in de wasmachine, eerst bij 40 en daarna bij 60 graden. Het resultaat vond ik grappig, een paar schalen voor klein spul, zie foto!
Wat heb ik geleerd? Twee dingen. Eén: je moet een flinke schaal haken, wil je ook iets van enig formaat overhouden. De krimp is wel 50%. Twee: een deel van de bijzondere kleur van de lontwol verdwijnt, dat is jammer. De volgende serie ga ik dus alleen aan de binnenkant vervilten, en niet aan de buitenkant. Kijken, hoe dat lijkt.

atelier 09 004

Voor de grap ging toen een mand met restjes wol ook nog even in de wasmachine: een ongeregelde hoeveelheid lonten merino. Met 3 tennisballen op 40. Tot mijn verbazing en plezier kwam er een fraai stuk Wasmachine Kunst uit. Kijk maar! ”

Nu, anno 2015, weet ik dat die wasmachinekunst een poos ter decoratie binnen heeft gehangen.Het ding stemde me vrolijk. Toen belandde het in de appelboom, voor de vogels. Dat was tot Hond Sam het ontdekte, hij heeft er eindeloos mee gespeeld. Dat beviel hem en mij goed, want het was grappig van vorm en heel sterk. Echt, er is weinig hondenspeelgoed bestand tegen de sterke kaken van een flinke Berner Sennen reu. Krak, scheur, kapot, weg. Een wortel van Ikea, met piepding, die leefde ook heel lang. Maar verder? Nee. Niks leeft lang tussen zijn kaken.

De rest van de Nieuwsbrief uit juli 2009 is oud nieuws, die gaat over lessen die je toen bij me kon volgen of activiteiten die ik gepland had. Er staan wat recepten in van lekkere smoothies, want na een bezoek aan de kaakchirurg was ik een week veroordeeld tot vloeibaar voedsel. Een grappig detail is nu, dat ik die operatie gelukkig alweer vergeten was, maar de smoothies nog regelmatig maak in de zomer. Ze zijn namelijk erg lekker. Lees maar:

” “Elluk nadeel heb se voordeel”, moest ik mezelf in mei inprenten, na een bezoek aan de kaakchirurg en een periode pijn en ongemak. Dat voordeel bleek te zitten in de ontdekking van het verschijnsel ‘smoothies’. Bij Blokker een geschikte glazen blender gehaald (hoeft niet zoveel vermogen te hebben voor deze klus, de blender van 300W uit de aanbieding is prima). Recepten gezocht en nu waarschijnlijk de rest van mijn leven fan van een aantal heerlijke dranken, die een moment van energiegebrek oppeppen of voor een lekker en stevig ontbijt zorgen. Omdat het zulke originele zomerse recepten zijn, neem ik ze op in deze zomerse nieuwsbrief. Ze komen uit het boekje Vers, fris en puur van Suzannah Olivier. (ISBN 90 5920 271 6)

Mango-limoen lassi:
Doe in je blender: 1 mango in stukken, geraspte schil en sap van 1 limoen, 1 el citroensap, 1 tl. Suiker, 1 dl, yoghurt en wat water. Blenden en serveren met een schijfje limoen. Heerlijk fris.
Ontbijtsmoothie:
Meng 2 el gembersiroop, 2 bolletjes geconfijte gember, 50 gram in stukken geknipte gedroogde abrikozen, 40 gram muesli naturel en 2dl. Melk of karnemelk. Verrassend lekker en pas weer honger na uren.
Nog een ontbijtsmoothie:
Meng 1 banaan, het vruchtvlees van 1 mango, het sap van twee sinaasappels, 3 el. Zemelen van haver of tarwe, 2 el sesamzaad en 2 el honing. Genoeg voor 2 personen.
Met tofu,goed voor 45+dames:
Meng 150 gram tofu, 2 uitgeperste sinaasappels, 1 el citroensap en 4 tl. honing.  ”

Tot zover de smoothies. Het enige andere stuk dat nu nog van waarde is, is een verslagje van het schapen scheren in Zeijen. Maar dat was in juni en nu is het november, dus dat laat ik maar even zo, want anders wordt deze post veel te lang.

Wat vind je ervan, zo’n stukje uit de oude doos? Ik vind het leuk om wat rond te neuzen in de oude brieven, dus er komt vast nog meer Post met dit onderwerp. Tot dan!

 

atelier 2014 010(site)

nuttige handwerken 9. naaldenrol

Gereedschap is een mens tot groot nut, ook een handwerkster. En goed gereedschap zegt men, is het halve werk. Deze eeuwenoude constatering is een praktische. Ik vind dat het meer is dan dat: goed gereedschap maakt het werk aangenamer en lichter. Er is nog steeds een wereld van verschil tussen breien met een paar oude ijzeren breinaalden uit oma’s erfenis of met een van die lichte houten moderne exemplaren met een pittige punt en glad lijf. Het klopt ook wel, oma’s breien was meer werk dan liefhebberij, behalve toen ze ouder werd en kon kiezen tussen confectie kopen of zelf maken. Toen bleek de breiliefde te groot om los te laten. Bovendien kun je de meeste gekochte sokken niet stoppen en zelfgebreide wel, duurzaamheid sprak een woordje mee.

Net als andere textielmensen heb ik een extra sensor voor fijne spullen om mee te werken. Zou je het een textiel zintuig kunnen noemen, een zevende zintuig? Net even die fijnere haaknaalden en breipennen, die prettiger spelden en naalden met een handig oog, een centimeterband die sterk en toch soepel is. Een hamster in de familie, dat ben ik, waar het gaat om wol, gereedschappen en boeken natuurlijk. Met mate hoor, want het moet leefbaar en betaalbaar blijven en als ik niet meer ongedwongen rond kan lopen word ik gek. Maar toch. In de winter van 2013- 2014 viel dus mijn oog op een nieuw tijdschrift, zo tussen de vele andere tijdschriften die tegenover de was- en poetsmiddelen stonden uitgestald in de plaatselijke supermarkt.  Maison Victor bleek echt vernieuwend, want het wil op moderne wijze de groeiende groep thuisnaai(st)ers inspiratie en steun bieden. Wat de redactie van het tijdschrift doet met goede uitleg, frisse projecten voor groot en klein, jong en oud, en mooie foto’s.

Ik nam het mee, bladerde verlekkerd bij een kop koffie en stuitte op een simpele rol van stof om breinaalden handig in te kunnen bewaren en vervoeren. En daarmee lezen jullie nu Nuttige Handwerken nummer 9 over de haaknaalden èn een breinaaldenrol, die ik geïnspireerd op Maison Victor maakte. Sindsdien gebruik ik beide rollen en ze bevallen me goed. Ja het klopt, ik had er eerder over kunnen schrijven, maar het geldt voor veel waarover ik schrijf: er is sprake van een aanmerkelijke inweek- en uitbroedtijd. Hoe kan ik iets over het voetlicht brengen als ik niet zeker weet dat het goed is? Nee, dat gaat dus niet, ik wil graag integer zijn. De dingen hoeven niet meer fluks en met de waan der dag. Dus eerst deze rollen mee op reis gehad, in huis en tuin gebruikt en weggelegd. En ja, ze blijven, vast en zeker. Ze zijn heel persoonlijk en herkenbaar, dus ik vergis me nooit in waar ze zijn en van wie ze zijn. Ze zijn niet gauw vol. Je kunt fijn sorteren op maat en de pennen of naalden er zo inschuiven dat je goed ziet welke pen welke dikte heeft.

De Nuttige Handwerkenboeken uit mijn kast geven geen patronen of informatie over het opbergen van pennen en naalden. Was dat een vanzelfsprekendheid? Ik herinner me hoe oma B een mooie houten bewaarkoker had en oma L alle lossen pennen met een elastiekje bij elkaar hield. Het elastiekje is inmiddels vergaan en de houten koker is elders in de familie beland.

atelier 2014 005

Met de maat van mijn haaknaalden als uitgangspunt haakte ik van plantaardig geverfde lontwol (dat deed ik met cochenille, wat prachtige gemêleerde roze tinten opleverde, lief en zacht en vrouwelijk) een rechthoekige lap. Met stokjes, want dan is er ruimte om verschillende diktes naalden op te bergen. Vervolgens viltte ik voor de buitenkant een bijpassende lap van merinoswol en kant, in wit- rose- grijstinten. Het vilt en de grove wol zorgen naast de vrouwelijke uitstraling voor stoerheid. Met een lint kan ik het opgerolde exemplaar dichtmaken en gemakkelijk opbergen, bewaren of meenemen. Voor mijn breipennen deed ik iets soortgelijks, maar dan gemakkelijker. Daarvoor haakte ik een grotere lap van een bol overgebleven blauwzwarte sokkenwol, nam een mooie linnen Zweedse theedoek met borduursel als tegenstof en een fijn satijnen lint als sluiting. Het is verbazingwekkend hoeveel breipennen je zo overzichtelijk mee kunt nemen. Maar wie weet maak ik nog wel een tweede rol, want als deze te vol wordt, dan rolt hij niet zo prettig meer op. Eén voor dikkere en één voor dunnere pennen lijkt logisch, toch?

atelier 2014 009 atelier 2014 006(site)

 

Het geheel naaide ik trouwens op een oude trapnaaimachine, die vast nog eens een hoofdrol krijgt in een gereedschapsverhaal op dit blog. Ik kocht hem een paar jaar geleden van iemand in het dorp, wier opa ook kleermaker was geweest. Het roert me om dit prachtige stuk in mijn tuinkamer te hebben staan en te weten dat er opa’s waren die al trappend en knippend en naaiend een gezinsinkomen bij elkaar werkten. Juist voor mijn Nuttige Handwerkenproject is het een eerbetoon aan opa’s en oma’s om op die naaimachine te naaien wat er te naaien valt. De directheid van dit werk, ik bewonder het zeer.

Van de breipennenrol hou je nog een foto tegoed. Zojuist heb ik, onder de Franse zon en begeleid door het intense geluid van cigales, in mijn fotobestanden gezocht naar een foto. Helaas, geen foto in mijn bestanden en de rol ligt thuis in mijn tuinkamer, niet thuis in Frankrijk. Bij ons vertrek had ik het idee dat breien boven de 30 graden Celcius toch niet zou gaan gebeuren. Mail me maar even als je nieuwsgierigheid niet bevredigd is, dan plaats ik een extra foto bij dit stukje zodra ik weer in Nederland ben.

atelier 2010 011 Als troost een foto van de Singer trapnaaimachine.Deze foto is een paar jaar oud, in 2010 was ik een paar maanden zoet met het breien van mutsjes voor baby’s in rampgebieden en met polswarmers. Geen stylish foto dus, maar de machine in gebruik.

 

Au revoir!

 

 

foto's iPad 025

hokjesvrouw en facebook

Het aanmaken van een Facebookpagina voor Mama Luca voelde wat onhandig, want ik moest………daar gaat ie weer…………in een categorie passen. Ik heb heus begrip voor hokjes en categorieën, ze versimpelen het leven en de mens daarin en maakt zaken praktisch hanteerbaar. Maar ook in dit geval bleek het voor mij weer eens lastig. Oude ongemakken borrelden op, van eerdere hokjessituaties. Dat was niet constructief, dus ik vervolgde mijn pad via de mogelijkheden die wel openlagen.

Eerst dacht ik: een merk, ja, Mama Luca is een kwaliteitsmerk van iemand die in vele levensjaren lessen volgde in kunst, ambacht, wetenschap en het leven zelf en waarvan de neerslag terechtkomt en vertegenwoordigd wordt door deze naam. Mis! Een merk is niets van dat inhoudelijks, het is gewoon een naam die je deponeert op de daartoe bevoegde plaats, in een register. Je betaalt ervoor en krijgt een stempel, strik en plakker.  Bureaucratie. Een soort van merk ben ik natuurlijk toch wel, want als maker van in ambacht gewortelde kunstprojecten geniet ik auteursrecht. En ook als schrijfster. Twee keer auteursrecht dus, om recht te kunnen doen aan wat authentiek is, hoewel in traditie geworteld. Wat ook meedoet en niet onbelangrijk is: juridisch gezien ben ik geen merk, maar ik word wel als zodanig herkend door mensen die mijn verhalen lezen of iets moois bij me bestellen. Ik heb een huisjurist bovendien, zijn opleiding vordert gestaag.

Toen dacht ik: kunst dan maar. Ook dat ging mis. Want daaraan gekoppeld waren vermaak en nachtleven. (hoe ik die pagina nu moet verwijderen is vooralsnog een raadsel, iemand een tip?). Niet helemaal de juiste associaties voor mij. ‘s Nachts lees of slaap ik. Of ik mijmer over of worstel met een project van mij of een dierbare. Terwijl vierders van het nachtleven bruisend van pillen en cocktails de uren rekken, hun bioritme verzaken onder opzwepende klanken van muziek naar hun hart. En vermaak? Dat doet toch echt de kunst tekort. Kunst gaat over essenties, van leven en zien, waarnemen en voelen. De weergaven van een visie op droom en of werkelijkheid, daar is heel vaak weinig vermakelijks te vinden. Het woord is te plat.

Dus koos ik, ten einde raad, dat mag u best weten, voor het mooie woord Community. Dat woord gebruik ik anders dan op de manier waarop het tegenwoordig meestal gebruikt wordt. Letterlijk leef ik in een gemeenschap, die het me mogelijk maakt te werken en schrijven als Mama Luca. Ze maakt het me mogelijk te zijn wie ik ben en te doen wat ik doe. Het kan dus niet anders, of de komende tijd zal ik af ten toe recht doen aan die leefgemeenschap. In korte berichten over wat me boeit, inspireert en misschien mijn lezers ook weer boeien of inspireren kan. Voor kortere berichten is een Facebookpagina wat geschikter dan deze verhalenpagina. Vandaar dus ook Facebook.

Levende mensen mogen een stap terug doen, ik ga het ze niet aandoen om over ze te schrijven. Planten en dieren komen eerst aan de beurt en dan begin ik met planten. Zonder de energie en levenskracht van planten was het leven op aarde onmogelijk en dus het mijne en jouwe ook. We danken zuurstof aan ze en vruchtbare aarde. Voedsel en voor wie vlees eet ook indirect voedsel. We danken onze kleding van katoen en linnen en wol (een schaap eet gras en hei) aan planten. En warmte in dagen zonder zonnewarmte, als de houtkachel aan gaat.

Mama Luca, dat ben ik op een plekje in Nederland, in een tuin op een stukje aarde waar volop planten groeien. Veel daarvan kiezen er zelf voor te wortelen in mijn tuin, het lijkt ze er blijkbaar prettig en ze mogen blijven zolang ze hun hand niet overspelen. Het is een klein beetje natuur in echte zin om me heen. Daarnaast plant ik, zaai en organiseer wat. Maak ruimte en tijd voor planten van eigen keuze. Bij voorkeur planten die lekker zijn en voeden (groente, fruit), waar mijn hart naar uitgaat (geur, kleur of vorm) of die onze leefplek comfortabeler maken (zon/ schaduw, wind/ luwte, privacy). Een evenwicht vinden tussen deze cultuur en natuur is wel eens lastig, maar ook zeer bevredigend. Het jaar rond zijn er momenten van geluk in het aanschouwen en meebeleven van wat er zoal gebeurt op dit kleine stukje aarde.

Zo kon het onlangs weer eens gebeuren, dat iemand me beklaagde omdat ik niet meer de luxe van een baan met loonstrook heb. En bij tijden veel tijd doorbreng in die tuin, op dat plekje aarde van Mama Luca. Om de natuur tot zijn recht te laten komen in alle natuurlijkheid, daar gaan nog verbijsterend veel uren in zitten! Maar goed, mijn normale welsprekendheid verstomde. Ik wist niet hoe ik woorden moest vinden om uit te leggen dat er juist werelden open gaan voor wie anders gaat kijken. En hoeveel rijkdom er dus in de plaats van dat loonstrookje was gekomen. Het is geen schande dat mijn tong lam in mijn mond lag. Godfried Bomans schreef in 1934 al een verhaal over een rijke bramenplukker die grasvelden vol diamanten bezat en daarvoor afgestraft werd door de echte wereld van harde munten. Hoewel veel aangestuurd wordt door die harde munteenheden, is het nog maar de vraag welke wereld op de lange duur het meest reëel zal blijken. De meesten van ons weten ook, dat op momenten waarop het er echt op aankomt, liefde en vriendschap en banden met dierbaren de meest essentiële waarden voor mensen zijn.

Mijn tuin is een van mijn inspiratiebronnen. En een plek om rust te vinden in een hectische wereld. Deze 3 Hollandse haiku’s schreef ik voor het Vingerhoedskruid, dat zo prachtig en bescheiden staat te bloeien in de moestuin en naast het tuinhekje.

Niet alleen wol, ook woorden worden geoogst bij tijd en wijlen. Gedichtjes waarin een moment gevangen wordt, even kort, vluchtig en kwetsbaar als het moment zelf.

 

Tuin, verzen in juni

Mauve beige trots
Hoog van vingers vol hoedjes
Een bij vliegt erin

Hoedjes voor vingers
Diep van rosige spikkels
De bij kruipt eruit

Waakplant bij tuinhek
Herinnert aan hartszaken
Kleurt de junidag

 

 

2015 januari 075

nuttige handwerken 8. stof en doek

Niet kopen, maar maken wat je nodig hebt voor het doen van huishoudelijke taken is een nobel streven. Nog steeds is het leuk om anders met de dingen om te gaan, de winkel links te laten liggen en me af te vragen: hoe dan wel? Bovendien hou ik van het werken met fijne materialen, die zijn in ons dorp niet zomaar te vinden in een winkel. Saai en kleurloos voert er de boventoon en het besef dat vervelende klussen toch echt een stuk draaglijker worden als je vrolijke spullen gebruikt is nog niet ingedaald in de gemiddelde winkel met huishoudbenodigdheden. Bovendien voert plastic de boventoon en dat willen we niet. Zelfs nu even niet de microdoekjes, hoewel ze natuurlijk best fijn zijn en een nuttige oplossing bieden voor de plastic soep in onze oceanen: er worden fleecestoffen en microspullen van geweven.

Het is maandagmorgen. Om niet altijd na te hoeven denken over een slimme weekindeling en daarbij structureel het huishouden naar het laatste plan te verschuiven, is de maandagmorgen bij mij de morgen om te huishouden. Eerst lekker sjouwen met de honden, dan een kop koffie met een stuk krant, een lekker ritueel. Daarna poetsen, dweilen, vegen en zuigen. Gewoon niet over nadenken, maar doen. Dat levert me in de praktijk een hoop op, vooral een prettig leefbaar huis. Soms is het huis viezer dan anders, afhankelijk van het weer en het aantal mensen en beesten in huis. Dan strekken de klussen zich uit over de rest van de dag en sluit ik af met een avond was vouwen en strijken bij een detective op TV5 Monde. Het geeft een tevreden gevoel: huis schoon, moord opgelost, de rest van de week ligt helder en gestreken voor me. Ritme geeft overzicht en ruimte.

Een stofdoek heb ik nodig voor alle kattenharen in de vensterbanken en op de leestafel. Gut, er zitten gaten in. Niet zo gek, die kocht ik in mijn studententijd in Nijmegen en dat is toch al een jaar of…… 30 geleden? Zijn ze nog te koop, flanellen stofdoeken? Duurzame dingen wel, zeker als je ze niet overvraagt. Flanel, daar blijft het stof zo fijn aan hangen. Is ie vol, dan loop je naar de achterdeur om eens flink te kloppen. De buren weten op dat moment ook gelijk dat je braaf bezig bent. Ja, er was er nog een. Een saaie. Die koop ik niet natuurlijk, want ik weet dat ik nog een hele stapel katoenen flanel heb liggen en maken kan ook. Niet zo moeilijk immers. Een lap. Toch eens te rade gaan in de boeken van moeders en oma’s. Werden er ‘vroeger’ ook stofdoeken genaaid? Mocht het een fleurig hulpstuk zijn, zo’n stofdoek? Na enig onderzoek in de boekjes die ik nu in de kast heb staan, lijkt de conclusie gerechtvaardigd om te zeggen: nee, helaas. Zo’n doek was er natuurlijk wel, maar werd voor de handwerkles niet interessant gevonden. De juffen van mijn oma’s en moeder hebben hun leerlingen misschien best een stofdoek laten naaien, maar dan weken ze pittig af van het curriculum en dat was in de jaren van braafheid en burgerlijkheid niet heel waarschijnlijk.

Waaruit bestond het leren naaien dan? Rond en na 1947 eerst aan het wennen aan naald en vingerhoed. Het leren maken van verschillende steken op stof en het leggen van een zoom in een lap. Allemaal met de hand natuurlijk. Het eerste echte werkstuk was een sloop met overslag, daarna kwamen er verschillende modellen schorten aan de beurt. Een boodschappentas, een trappelzak, een slab en een directoire voor een meisje. Dat onderwees je als juf aan je leerlingen als je Nuttige Handwerken van Lang en Overdijkink als leidraad gebruikte. Werd echter niet deze methode van uitgeverij Wolters, maar die van uitgeverij Noordhoff gevolgd met de auteurs Van Heijst, Vierstra- van de Weerd en Briedé, dan voerde juf de meisjes in haar klasse nog een stukje verder op het naaipad. Een onderjurk en jupon, een pyjama en splitten in een overhemd, niet alleen een directoire maar ook een speelbroek en slip. Een klokrok met een ingezette rits was het sluitstuk aan het einde der lagere school. Maar geen stofdoek, nee, die niet.

2015 januari 066 2015 januari 063

Mijn oma’s handwerkten veel een graag. Moeders moeder werkte voor haar huwelijk als lerares kostuumnaaien aan een meisjesinternaat, vaders moeder als coupeuse. Toen ze trouwden was er van werken geen sprake meer rond 1927, maar ze bleven dat vanzelfsprekend in hun huishouden een leven lang doen. Ook het naaien, want het kopen van confectie kwam pas echt van de grond in de jaren ’70. Er is een kans dat ze als klein meisje les kregen uit de methode die je op de foto’s bovenaan de pagina’s ziet. Het was een beproefde lesmethode: De Nuttige Handwerken, uitgegeven door Versluys, die er in 1900 op de wereldtentoonstelling in Parijs zelfs een Gouden Medaille  mee had gewonnen. Waarschijnlijk waren de oma’s daarom zo kundig met naald en draad. De methode bestaat uit drie boekjes, in de eerste twee wordt het breien uitgebreid onderwezen. In het derde het naaien en knippen. Het was niet niks wat kleine meisjes op school leerden van A. Teunissen en A.M. van der Velden. Ik ben vol ontzag, als ik de lange lijst van vaardigheden en leerstof doorkijk. Van het maken van een split met een spinnetje en het aanzetten van lussen voor handdoeken, tot complete werkstukken als het naaien van lakens, handdoeken, rokken, boezelaars, hemden en broeken. Maar geen stofdoek.

Later in hun leven hadden mijn oma’s nette stofdoeken, dat weet ik vrij zeker. Mijn moeder ook. Mijn oma’s gebruikten die zelf wekelijks. Mijn moeder wat minder, want wij ‘hadden’ eerst Cora en daarna Cobie, die mama veel huishoudelijk werk uit handen nam. Maar ik weet ook wel zeker, dat stofdoeken en poetsdoeken hun oorsprong niet in een winkel vonden, maar in de linnenkast of la met ondergoed. Uit onderbroeken werden de goede en toonbare stukken geknipt, die kregen een tweede leven als poetsdoek, vaatdoek of stofdoek. Hemden idem dito. Versleten katoenen onder- en bovenkleding eindigde een werkzaam bestaan als doek. Mooie stofjes werden daarentegen bewaard om reparaties uit te voeren of om kleinere kleding van te maken. En een grote rok van moeder werd een kleinere voor dochter, met de bruikbare onderdelen.

Zo niet mijn stofdoek. Dit ga ik echt niet doen. Ik zou het wekelijkse schoonmaakmoment een stuk vervelender gaan vinden als ik daarbij tegen een onderbroek van een van ons aankijk. Ik wil een mooie vrolijke flanellen stofdoek om met plezier te kunnen stoffen.  Het uitproberen neemt een aanvang. Moet een lap flanel gezoomd worden, of kun je net zo goed knippen met de kartelschaar en dan simpel afnaaien? Rafelt dat? Mmm, de wasproef bewijst dat het kan, maar niet mooi is. Een stofdoek die dertig jaar mee kan, mag ook mooi zijn.  Dan de maat: de oude stofdoek opmeten en een beetje rianter als basis gebruiken voor mijn model. Lekker groot is handig, dan hoef je minder vaak naar de achterdeur te lopen. Ten derde: graag iets erop. Een bloem, geschilderd en geborduurd. Een bloem appelleert aan lekker ruiken. Poes Snoes mag er ook op, zij is mijn maatje en collega-moeder in huis en haar portret mag wel eens ergens op. Ik maakte er zes. Wie weet wat er op de volgende serie komt. Spinnen?

2015 januari 070 2015 januari 0762015 januari 074
Deze laatste alinea is wellicht wat ontnuchterend, na al dat schrijven over stoffen. Ik ben dus geen propere huisvrouw die met verlangen uitkijkt naar haar volgende schoonmaaksessie. Nee, ik hou van de Franse slag. Doen wat nodig is en tot je dat gaat doen eerst wachten tot het nodig is, dan heb je achteraf veel meer voldoening van je inspanning. Het huis is er voor mij, ik ben er niet voor het huis. Op tv zag ik een interview met een vrouw die een kasteel had gekocht en bevraagd op haar schoonmaakritme antwoordde ze: dat doe ik zo min mogelijk, het is toch gauw weer vies. Dus alleen als het echt nodig is, als ik er last van heb  en  anders is er niks mis met een beetje stof. Nou heb ik geen kasteel en wel de maandagmorgen voor het huishouden, dus dat scheelt een stuk. Maar ook deze stofdoek gaat vast weer dertig jaar mee en dat is lang genoeg. Ik kan stoffen met poes Snoes tot mijn vierentachtigste!

Op zaterdag 1 augustus neem ik mijn Nuttige Handwerken project mee naar de Bijenmarkt/ Markt van Melk en Honing in Zuidlaren, op de grote Brink van 10-16 uur. Ook de stofdoeken die ik op dat moment op voorraad heb en een lesbrief, een brief aan jou met uitleg over het zelf maken van een fijne stofdoek.
2015 april Belvézet 010

vervulling. over hond en handwerken 2.

Het verlangen waarover ik vier maanden geleden schreef, is vervulling geworden. Monty heet hij, dit antwoord op mijn dromen. Een wollige bollige pup van het soort Berner Sennen.  Een week voor ik mijn eerste stuk over hond en handwerken publiceerde is hij geboren. Mooi. Terwijl ik dacht en schreef, was hij heel pril. Redelijk onbevangen ging ik een maand na zijn geboorte op kennismakingsbezoek bij zijn fokker en de mens van zijn moeder. Ik dacht te gaan praten over toekomstmuziek, te gaan kijken of we bij elkaar pasten, deze fokker en ik. Dat bleek helemaal zo te zijn, maar middenin al mijn hondengeluk tussen haar vele Berners kwam daar ook het aanbod: wil je een reutje uit het nest van Siobhan en Nabucco? Fijne honden en een koninklijke afstamming, dat voelde goed.

Nog een maand later kwam hij bij ons wonen, zijn speelkussen lag al klaar. Dat ik niet voor niets aan het handwerken was geslagen bleek al snel. Hij vond het geweldig om de speelsok uit de zak te peuteren en er soms iets eetbaars in te vinden, hij vond het kussen lekker ruiken en slapen. Het trekken aan de losse lussen bleek zalig, de losse speelbal met slierten vrolijk leuk.  Nog steeds is dat zo, nu alweer twee maanden later. Het kussen is echt zijn plekje geworden. Deze week zijn hij en zijn broertjes en zusjes vier maanden. Monty is de afgelopen acht weken explosief gegroeid. Ruim twee keer zo groot en zwaar is hij geworden. De Hollandse Schmous die eerst een leuk speelmaatje in dezelfde maat was kan nu onder hem doorlopen. De afgelopen maanden stonden in het teken van alles wat hoort bij het eerste socialiseren in een gezin met een oudere hond, poezen, uitwonende kinderen die ongeregeld langskomen, aanwaaiende vrienden en buren, zindelijk worden, op reis gaan en de eerste regelen der omgangskunst leren in de puppyklas van de hondenschool. Het was intensief, maar het was het helemaal waard! Want zie hier, het mormeltje is nu zover dat ik zonder teveel zorgen de tuindeuren van mijn atelier open zet. We hebben lekker gelopen en ontbeten en de honden liggen in de lentezon. Er wordt niet zomaar meer aan wol getrokken, als ik er ben is de inhoud van deze tuinkamer redelijk veilig. Hè hè, heerlijk.

Het was opbeurend om welkom te kunnen heten, het leven was de afgelopen jaren nogal vol van loslaten en afscheid nemen. Er is een nieuw begin met een nieuw hondenleven en alles wat we daarin samen kunnen doen en delen: fantastisch!  Monty is ook nog eens gezegend met een lief en stabiel karakter, dat al vrijelijk tussen alle puppystreken doorschemert, dus ik prijs de dag en vier mijn geluk. We blijken zelfs interesses te delen!

Hij houdt van het lezen van kranten en mijn boekenweekgeschenk. Die belangstelling heb ik trachten om te buigen naar aandacht voor wat anders, zijn piepbeesten bijvoorbeeld. Voorlopig met succes. Hij houdt van lekker eten. Há, dat is leuk! Een hond met een gezonde eetlust is leuk voeren, het geeft je de kans om hem gemakkelijk gezond te houden en je kunt zo af en toe eens een traktatie delen in een gezamenlijk eetmoment. Een gestoomde makreel bijvoorbeeld, of een komkommer. Lekker hoor. Hij houdt ook veel van tuinieren. Erg veel. Niet gek natuurlijk, voor een hond die deels vernoemd is naar een tuingoeroe. Gelukkig lukt het me vaak om zijn overtollige energie via stapels overtollige plastic plantenpotten om te leiden. Hij jongleert, hij vangt en rent, hij buitelt en speelt. Het enkele gat dat hij graaft is soms functioneel, soms niet. Hoorde eens van een hondenmens die zijn hond een hele geul liet graven voor de aanleg van een stroomkabel voor buitenverlichting. Of wij zover gaan komen, vraag ik me af. Daarvoor moet je heel veel doorzettingsvermogen hebben en voorlopig is het beessie alweer afgeleid door een fladderende vlinder, een kip die iets doet in haar ren, het landen van een duif op het gras, of de komst van de postbode. Dan is er nog zijn liefde voor water. Ook dat verhaal gaat helemaal goed komen deze zomer, want ik nam een kinderbadje in bloemvorm over. Helemaal super! Badderen, plonzen met de poten, speeltjes zoeken onder water, heerlijk. Ik hoop hem hierin ook goed te kunnen koelen als het een warme zomer wordt, want warm zomerweer en Berners gaan niet zo goed samen.

2015 atelier 003 2015 atelier 002

Blijven over: de wol en het handwerken. Dat is een verhaal met meerdere hoofdstukken, waarvan ik er hier op deze plek een deel: zijn vachtje. Je ziet hem hier liggen met zijn eigen lievelingsvachtje. Dat viltte ik ooit van de vacht van een klein en sober schaap, een Ouessant. Monty eigende het zichzelf toe. Het verving in de eerste dagen zijn broertjes en zusjes, want hij kon er ook heerlijk mee klieren. En hij miste ze natuurlijk wel een beetje. Dat klieren met zijn vachtje doet hij nog steeds vol overgave. Ik durf wel te schrijven, dat het hem het wennen gemakkelijker heeft gemaakt. Het ruikt natuurlijk lekker. Hij kan er mee gooien, erin bijten, erop in slaap vallen. Net als met een nestgenoot. En omdat het gevilt is van stoere wol van een schaap dat het op het eiland Ouessant voor de Bretonse kust in weer en wind goed doet, kan het tegen een stootje.

Het zou zomaar kunnen zijn, dat ik de komende tijd nog wat van die vachtjes voor pups ga vilten. In naturel wol of zelf geverfde kleurtjes. En in een maat die past bij lieve pups, die hun eerste stappen in een nieuw leven gaan zetten. Leuk om te doen en er ligt hier nog wat wol, zie ik. Donkerbruine Ouessant, naturel Schoonebeker en beige Drents heideschaap. Die vilten goed, die heideschapen. Het gaat mooi weer worden, hoorde ik, en dan is dit een fijne klus aan de tuintafel. Zouden daar in de wereld buiten onze tuin ook lieve honden zijn, die blij worden van zo’n eigen vacht?

Hoe duur ze worden, weet ik nog niet. Het materiaal is niet zo duur, en het viltwerk valt ook wel mee.

Onderhoud?  Heel gemakkelijk. Uitkloppen. Stofzuigen kan ook. Af en toe in de mist hangen, zodat de wolvezels zich openen en vuil loslaat. Vuil? Nou ja, zo’n pup is niet altijd heel schoon. Modderpoten uit het bos, kledder van de ganzen bij de vijver, een snuit per ongeluk in de yoghurtpot gestopt, dat soort activiteiten laten sporen na natuurlijk. Wassen kan dan ook, niet de hond, maar het vachtje. Gewoon op een wolwasprogramma, dan blijft ie even groot. Vind je het geen punt als het nog wat nakrimpt, dan was je ‘m gerust op 40 of 60 graden mee. Wat ik zeker weet: voor de hond hoeft het niet. Die houdt juist van iets dat ruikt naar wat het is: beest. Wist je dat collegahonden op het veld een hond die juist van de kapper komt en ruikt naar shampoo en conditioner niet altijd meer herkennen als hond? Kijk, zo vindt jouw hondje het fijn als zijn vachtje gewoon naar beest ruikt.